Over het stuk
Er heerst grote beroering in het dorp, op het ogenblik dat het stuk begint, door het feit dat links en rechts wordt gefluisterd: weldra gaat een wet afgekondigd worden, waardoor een belasting op de vrijgezellen zal worden ingesteld ! De olijke barbier Vossaert komt het aan boer Vermeulen vertellen, en boer Verdrongen ook al in de weer door die ongenadigde wet, die zegt: Trouwen of betalen. Alleen zii, die driemaal werden afgewezen, zullen vrijgesteld worden van de belasting. Vermeulen en Vossaert zullen het erop wagen, en trachten driemaal door een schone te worden afgepoeierd. Maar Vossaert heeft ervan gehoord, dat ook diegenen, bij wie er een “vijs los” is, geen vrijgezellenbelasting zullen moeten betalen. Hij zal het laken dan ook maar over die kant gooien en haalt de dwaaste streken uit om zich voor halve gare te doen doorgaan. Dit lukt echter zo wonderwel, dat niemand zijn keel nog wil overleveren aan die gekke barbier. Met de boeren Vermeulen en Verdrongen gaat het al niet beter. De ene krijgt het duchtig aan de stok met de geweldige Catharina, zijn zuster, en zit op den duur ook nog opgescheept met een huwelijksaanzoek, dat hij aan een bedelares deed, in de vaste hoop dat zij zou weigeren, maar dat, wonder boven wonder, ingewilligd wordt, en de andere moet zelfs een tijdlang doorbrengen in het hondenhok van boer Vermeulen’s waakhond. Als de verwarring ten top gestegen is, keert toch alles ten goede, mede door het toedoen van de slimme knecht Frans, die verliefd is op de de dienstmeid van boer Vermeulen en haar dan ook ten slotte krijgt. Van de drie vrijgezellen worden er twee verlost van het tragische dilemma: “Trouwen of betalen”, door het bericht dat de vrijgezellenbelasting niet toepasselijk zal zijn op diegenen, die de vijftig jaren reeds achter de rug hebben, terwijl de derde, barbier Vossaert, op een andere manier ontsnappen zal, vermits hij de bazige Catherina tot zijn vrouw krijgt.