Over het stuk
Het was Gaston Martens, auteur uit Zulte die de historische gebeurtenissen omtrent de oude kerk (1893-1895) heeft neergeschreven onder de titel “De kerk van St. Elooi“ of “Het dorp der mirakelen“. Dit toneelstuk is bekend tot buiten onze grenzen, met opvoeringen in Frans-Vlaanderen en zelfs in Parijs. Het werd tevens vertoond op de toenmalige BRT (Vlaamse Televisie).
Gezien dit blijspel berust op authentieke Nieuwenhoofse feiten wordt hier uitzonderlijk breder aandacht aan besteed en dieper ingegaan op het hele verhaal.
Op het einde van de vorige eeuw had de bevolking van de wijk Nieuwenhove (Waregem) nog geen kerk. De Waregemse hoofdkerk was één uur van de wijk verwijderd en tijdens de herfst- en wintermaanden waren de wegen vaak overstroomd door de buiten haar oevers getreden Gaverbeek. De auteur spreekt hier van het “ “Waterland”.
Pier Amerlynck, de smid wilde daar verandering in brengen: Waterland moest een parochie worden en bij een parochie hoorde een kerk.
Samen met zijn boezemvriend Zeentje trachtte hij de inwoners van de wijk warm te maken voor de kerk, die ze met eigen middelen uit de grond wilde stampen.
Volgens de oude gegevens hielpen er niet minder dan honderdtachtig mensen aan dit bouwwerk, zowel mannen als vrouwen waren van de partij.
Hun oude dorpspastoor was met al die herrie niet gediend en natuurlijk kwam het tot een botsing tussen de temperamentvolle smid en de parochieherder. Al de inwoners van de wijk, behalve Philomeene, schaarden zich in blok achter hun aanvoerder Pier. Zelfs de bedelaars deden hun duit in het zakje huur de zoon van Pier, en Greetje, de dochter van Zeentje, zouden de eersten zijn om te mogen trouwen in de nieuwe kerk. Zij beloofden zolang te zullen wachten. Een jaar was voorbij en de kerk van St. Elooi was voltooid. Ze werd echter niet ingewijd. Thuur en Greetje konden niet trouwen. De Ninovieten gingen niet meer naar de gemeentekerk en besloten dan maar om zelf mis te lezen. Er werd gepredikt vanop de preekstoel door welbespraakte mannen van de wijk. Hun pastoor lieten ze helemaal links liggen. Hij kwam enkel naar de wijk om het verzet te breken.
't Was vergeefs en Pier, de smid, doopte zelf een kind in de nieuwe kerk. De pastoor dreigde hem in de ban van de Kerk te slaan en ging woedend heen. Pier kreeg het benauwd en om die ban te ontvluchten ensceneerde hij een verdrinkingsdood in de Leie. Hij zij aan Zeentje dat hij zou terug keren na veertien dagen. De veertien dagen waren voorbij en Pier was nog niet terug. De boeren werden het verzet beu. Toen er een lijk werd bovengehaald en als Pier geïdentificeerd werd, waren zij het eens om hun kerk op te geven. En toch was Pier teruggekeerd, helemaal vermomd. Hij werd aangeworven als smidsknecht bij .............zijn weduwe. Eindelijk kon hij bij Zeentje geraken, van wie hij vernam dat hij pas uit de Leie was bovengehaald. Heel hun opzet stortte in duigen: de boeren onderworpen zich en hun schone kerk zou een schuur worden of een stal ...........tot de bisschop verscheen. Dat was immers hun laatste hoop.
Een miraculeuze genezing zal echter nog soelaas brengen.